Bericht uit het hiernamaals

De negentigjarige Max Brevet uit het Zuid-Franse Montpellier beschikt sinds kort over een kleurrijk verhaal om te delen met wie het maar horen wil.

Max behoort tot de categorie mensen die zijn hele leven in dezelfde plaats woonde, waar hij altijd hetzelfde beroep uitoefende, slechts één echtgenote versleet waarvan hij ook nog eens zielsveel hield, nooit op vakantie ging vanuit de overtuiging dat zijn eigen woonplaats al mooi genoeg was, kortom een in de ogen van anderen saai leven leed terwijl hij zelf nooit anders zou hebben gewenst.

Na het overlijden van zijn vrouw Laurence, de echtgenote waarmee hij 65 jaar lang een hecht huwelijkskoppel vormde, resten de vier grauwe muren van zijn appartementje ‘s morgens bij het ontwaken nog slechts als zijn enige gesprekspartners. Na haar lange ziekbed, waarbij Max zijn vrouw op het laatst tweemaal per dag in het ziekenhuis opzocht, overvalt de dood hem allerminst, geheel tegenstrijdig met wat men in zo’n situatie zou verwachten. Een gevoel van vertrouwde berusting maakt al vele jaren deel uit van zijn leven, een levenshouding die Max nooit bewust koos, maar zich gaandeweg een vaste plaats in zijn leven veroverde, een vanzelfsprekende aanwezigheid als van een goede bekende, als van een dierbare vriend die hem aanmoedigt het leven te nemen zoals het zich aanbiedt. En daartoe hoort ook het overlijden van Laurence.

Het leven nemen zoals het komt. Geen instelling die een grauwsluier over zijn levensdagen drapeert, integendeel. Een gereedschap waarmee hij zijn dagen naar eigen inzicht kan kleuren en tegenslagen en rampspoed op een natuurlijke wijze weet in te voegen, zoals bijvoorbeeld bij het overlijden van hun enige dochtertje. Een bron van pijnlijk verdriet en een knagend gevoel van hevig gemis. Maar anderzijds de creatie van een onmetelijke hoeveelheid cement in hun leven, een bindmiddel als een stevige ondersteuning van hun liefdesband, waardoor dodelijke bitterheid geen kans kreeg en het leven kon worden verder geleefd zoals bij het omslaan van een pagina in een indrukwekkend boek, waarvan de afloop zich als een mystieke geschiedenis onvoorspelbaar verschuilt tussen de wazige beelden van haar toekomst. 

Na de dood van Laurence ontwikkelde Max een nieuw ritme in zijn leven en wandelt hij nu iedere ochtend na zijn schamel ontbijt naar het Stadscafé de la Marie enkele straten verderop, waar hij samen met uitbater Jean enkele koppen koffie nuttigt, onder het uitwisselen van de laatste nieuwtjes.

Als vanzelfsprekend schuifelt hij daarna in de richting van zijn oude vriend Louis, die hij nog kent van zijn visuitjes van weleer. ‘s Morgens voor dag en dauw vertrokken zij dan om met een hele groep lotgenoten een dag lang te gaan vissen op de Middellandse Zee, een sportieve herinnering die inmiddels tot een ver verleden behoort. Toch delen beiden nog steeds de liefde voor de hengelsport, want zodra Louis zijn hoogbejaarde maat ziet naderen, pakt deze de twee in de gang gereedstaande hengels en begeven zij zich naar de smalle vaart even verderop om hun hengels met geroutineerde bewegingen het wateroppervlak te laten beroeren. Een enkele keer smaken zij het genoegen een onfortuinlijke vis uit het water te trekken om die vervolgens, na het uitwisselen van het nodige visserslatijn, terug te werpen in zijn natte habitat.

Bij terugkeer vordert de middag al in ruime mate, een waarneming die steevast bij Jean thuis met enkele glazen goed te drinken huiswijn wordt gevierd.

Tegen vijven besluit Max eindelijk om de korte terugweg naar huis aan te vangen, waar hij even later een in theedoeken gewikkeld warm pannetje eten op de stoep aantreft. Als een vast ritueel, benieuwd naar de welriekende inhoud, pakt Max het bundeltje op tafel uit om daarna verwachtingsvol het deksel te lichten, waardoor zijn aanzienlijke neus de inspectie kan voltooien. Met een voldaan gevoel pakt hij een bord en bestek en zet zich dan met een brede glimlach aan tafel om te genieten van buurvrouw Julia’s dagelijkse blijk van liefdevolle nabuurschap.

Al met al verglijden zo de dagen op een ogenschijnlijk kleurloze manier, maar voor Max voelen zij als een comfortabele villa, een huis waarnaar je na een dag afwezigheid al terug verlangt.

Als een motor met een flink aantal korrels zand begint het voor Max zo aangename levensritme plotseling te haperen. Een toenemende pijn in de maagstreek, die zich na een aantal dagen als een krampenorgie manifesteert, verhindert zijn dagelijkse gang van zaken en maakt het onmogelijk om zijn pannetje eten te verorberen, tot grote bezorgdheid van buurvrouw Julia die dan ook direct de huisarts inschakelt. Met spoed wordt Max in het ziekenhuis opgenomen en diezelfde dag nog geopereerd, waarna spannende weken volgen. Het leven van Max hangt aan een zijden draadje. Maar Max blijkt een taaie en knapt na enkele weken zienderogen op, om kort daarna als herboren thuis te komen, waar buurvrouw Julia met nieuw elan haar verzorgende taak van beschermengel oppakt. Ook Max herpakt zijn vertrouwde oude ritme en is weer dagelijks bij Stadscafé de la Marie te vinden en ook met Louis werpt hij weer menig hengeltje uit.

Totdat er op een dag op de mat bij Max’ voordeur wel een heel opmerkelijk bericht uit het hiernamaals ligt. Een envelop met daarop het vertrouwde logo van het kortgeleden door hem verlaten ziekenhuis bevat een bericht met de aankondiging van zijn overlijdensdatum. De financiële afdeling van het ziekenhuis schrijft dat hij daar op 27 december was overleden en dat er voorwerpen zijn bewaard die toebehoren aan de overledene, met de vraag of hij zijn bezittingen wil komen ophalen.

Even nog denkt Max dat het hier om een verlate 1 aprilgrap gaat. Zo snel als zijn stramme benen het toelaten haast hij zich naar buurvrouw Julia die, afgaand op zijn verhitte gezicht, ogenblikkelijk naar de telefoon grijpt om de hulpdienst te bellen.

‘Nee, nee, Julia, niet doen,’ gebiedt Max zijn buurvrouw. ‘Ik wil je alleen een aankondiging uit het hiernamaals tonen. Moet je kijken. Ik heb een persoonlijke brief ontvangen waarin mijn eigen overlijden wordt aangekondigd. Zou het ooit in je hoofd opkomen om een brief aan een dode te sturen? Eigenlijk kan ik er wel om lachen,’ voegde hij er met een schorre schaterlach aan toe. ‘Voor een lijk doe ik het best goed, vind je niet Julia?’ Waarna beiden in een onbedaarlijke lachbui uitbarsten.

Geheel volgens zijn filosofie van vertrouwde berusting, van het leven te nemen zoals het komt, besluit Max om geen formele klacht bij het ziekenhuis in te dienen.

‘De advocaten hebben al werk zat, dit heeft mij geen kwaad gedaan,’ oordeelt hij olijk schertsend.

Wel stuurt hij een brief naar het ziekenhuis om hen op hun domme fout te wijzen. Tot op heden heeft hij hierop geen antwoord ontvangen.