Zie ik wel wat ik denk te zien?

Een bezoek aan een verzorgingstehuis kan soms voelen als een bezoek aan een cultureel centrum waar de laatste hand wordt gelegd aan levenskunstwerken vanuit een onbekend concept. Onbekend om de simpele reden niet aanwezig te zijn geweest bij de ontwerpfase.

Doorgaans vriendelijk ogende creaties, veelal getekend door de tand des tijds, maken deel uit van de waardevolle collectie waaruit de intrigerende expositie is opgebouwd. Een indrukwekkende tentoonspreiding van ogenschijnlijke onschuld, klaar voor de finishing touch. 

Die ogenschijnlijke onschuld kan zich soms op een verrassende wijze openbaren, denk maar aan de humoristische beschrijving door Jonas Jonasson van de wederwaardigheden van de honderdjarige man die uit het raam klom en verdween. Toegegeven, de waarheid wordt in dit relaas enig geweld aangedaan, wat echter niet de indruk wegneemt dat het onbekende concept veelal tot onverwachte kunstwerken kan leiden onder het motto: zie ik wel wat ik denk te zien?

In de ontwerpfase of tijdens de uitvoering kunnen er tal van ongewenste onregelmatigheden of zelfs regelrechte fouten optreden die een permanente of latent sluimerende bedreiging vormen voor het uiteindelijke resultaat. 

Zo werd ik onlangs geconfronteerd met het verrassende levenskunstwerk van de onopvallende grijze muis Guus Frankenheim, een door het leven aangetaste tachtiger uit het kleine Brabantse dorpje Lierop die zich doorgaans in een traag bejaardentempo verplaatst, daarbij gebruik makend van een scootmobiel waarmee zijn aanwezigheid geheel verloren gaat in de huidige snelle samenleving, zelfs in zo’n gehucht als Lierop. Zijn levenslange ongezonde werkomstandigheden laten zich heden ten dage uitbetalen in een gebrekkig lichaam, gedomineerd door fnuikende kortademigheid. Guus omarmt dan ook van harte de Amerikaanse uitvinder van de scootmobiel Allan R. Thieme, die hem in staat stelt zijn huis, waar hij bijna zijn gehele leven woont, te kunnen verlaten voor kleine uitstapjes of een rondrit door zijn woonwijk. 

Guus behoort tot de kunstwerken die nagenoeg onmerkbaar traag worden vormgegeven door een sluimerende frustratie, een onderliggende emotie die het persoonlijke leven doordesemt als thee, uitgeschonken in een kopje met zeepresten, een nagenoeg onopvallende bijsmaak waarvan de uitwerking wel degelijk wordt ondervonden.

Als schoolgaande arbeiderszoon doorkruiste hij in zijn jeugdjaren dagelijks de woonwijk van de zogenaamd beter gesitueerden, de upper ten, levend in riante woningen en herkenbaar aan de, in de ogen van Guus, ballenkledij waarmee zij zich onderscheidden van de pauperklasse waartoe Guus behoorde. Normaal gesproken handelen kinderen op die jonge leeftijd ruimdenkend, zich nog onbewust van de vooroordelen die hun ouders hanteren. Een klein groepje koorballetjes echter bleek zich al op zeer jonge leeftijd bewust van hun standenverschil en de kaste waartoe zij behoorden, zich uitend in afwijzend gedrag richting Guus dat zich al spoedig als pesterij liet omschrijven. Een geliefd pressiemiddel vormde de katapult, een cultwapen waarmee het groepje een waar schrikbewind onderhield. Met name zwakkeren en minder bedeelden werden zo geterroriseerd en gedwongen tot vermijdingsgedrag of het opvolgen van intimiderende opdrachten, waarbij het betalen van een soort snoepcontributie tot hun favorieten behoorde. Ook Guus vormde zo’n pestobject. Bij gebrek aan middelen voor snoepcontributie zocht hij zijn heil in het zoveel mogelijk vermijden van de groep kwelgeesten, een strategie die maar ten dele lukte daar de koorballetjes zich bewust waren van Guus’ noodzaak gebruik te maken van de villawijkroute, waar zij met regelmaat in hindernis lagen om hem met hun katapulten te bestoken.

Je zou denken het zijn maar jeugdervaringen, iets van zoveel jaren geleden, slechts een vage herinnering uit een oude tijd waarin het leven er geheel anders uitzag, met inmiddels een volwassen leven als bufferzone, die deze jeugdige beelden tot een wazige schim uit verre tijden reduceert. Maar niets is minder waar. Blijkbaar fungeren de jeugdervaringen in zijn inmiddels hoogbejaarde leven nog immer als een onbewust sturingsmechanisme, zoals de automatische veiligheidscorrectie in een moderne auto bij het mogelijk in slaap vallen van haar chauffeur. De referentie aan enige vorm van materiële welvarendheid of daaruit voortvloeiende arrogantie maakt nog steeds een jeugdige opstandigheid in Guus wakker, een adrenaline-explosie die hem zijn hoge leeftijd onmiddellijk doet vergeten en om actie smeekt. Vanuit het standpunt vuur moet met vuur worden bestreden heeft hij zich een voorraad katapulten aangelegd met bijbehorende loden balletjes, waarmee een flinke klassenoorlog kan worden uitgevochten. 

In zijn achter dichte bosschage verscholen tuin heeft hij zich gespecialiseerd in het zo onopvallend mogelijk hanteren van het gehate cultwapen. Vanuit zijn scootmobiel is Guus in staat om meedogenloos schade aan te richten, gevolgd door een bliksemsnelle katapult verstopactie, in snelheid te vergelijken met beruchte revolverhelden uit beroemde westerns als Gunfight at the O.K. Corral of Jesse James Northfield Bank Robbery. Een speciaal hiertoe ontwikkeld stuurtasje met handige verstopgleuf, in combinatie met het opzetten van een uitgestreken tronie, maken Guus nagenoeg ongrijpbaar. 

Zo kan een agressief parkerende suv-bestuurder bij terugkeer rekenen op een verbrijzelde voorruit of een nuffig niet groetend naaldhakkentype in namaakbont, trippelend naast een irritant keffende Chihuahua met hoogmoedswaanzin, bij thuiskomst een vernietigde woonkamerruit aantreffen. Afstanden spelen hierbij geen rol, daar Guus die met zijn keur aan katapulten zonder problemen kan overbruggen.

Inmiddels bereiken zijn vergeldingsacties al maandenlang de media, die van een ware terreurgolf spreken onder vermelding van de geuzennaam de serieslingerschieter

‘Hoe bestaat het dat ons dorp al maandenlang in de ban is van deze vorm van zinloos geweld, zonder ook maar een enkel vermoeden van motieven of een daderprofiel,’ schreeuwen de kranten.

Toch wordt er op een avond, onder luid deurgebonk, onophoudelijk aan de bel van Guus getrokken. Zoals gewoonlijk duurt het geruime tijd voordat hij de voordeur heeft bereikt. Na opening dringt er met veel kabaal een heuse politiemacht van vijf man zijn huis binnen die, na een korte speurtocht, een voorraad katapulten en bijbehorende loden balletjes aantreft als voldoende bewijs voor het vinden van de vermoedelijke dader, die na zijn ogenblikkelijke arrestatie onder grote belangstelling van buurtbewoners naar het politiebureau wordt afgevoerd.

Tot op heden houdt Guus de kaken stijf op elkaar, zich verbazend over zoveel onrecht. De kranten op hun beurt spreken verbijsterd over de daderleeftijd, voluit speculerend over zijn motieven. Hun gevolgtrekking luidt algauw:

‘Waar moet het in deze maatschappij heen als zelfs de oudere generatie zich te buiten gaat aan roekeloosheid en zinloos geweld?’

Ach ja, zien ze wel wat ze denken te zien?